Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

donderdag 27 oktober 2016

Ananke (VII)

Uit de hand (Sol 4)

Hwang en Sia hadden nu elk met alle kolonisten op één na gesproken. Daarnet was ze langs geweest bij Giada en toen bij Ilona. Hwang zat momenteel bij Catherine en Sia ondervroeg Ignacio, de Braziliaanse fysicus. Ze zaten op zijn kamer, een duister oord dat slechts opgelicht werd door drie displays die permanent berekeningen toonden. Ignacio Da Silva was samen met Giada Catanzano het jongste lid van de kolonisten en had de laagste rang. Niet dat dat veel betekende in de context van Ananke, want zelfs de laagst gerangschikte kolonist beschikte over een indrukwekkende waslijst aan diploma’s en verwezenlijkingen in de ruimtevaart.
Zoals Hwang voorspeld had, zat Ignacio’s hand vastgelijmd om een dampende mok koffie.
“Weet je dat we hier onze eigen koffiebonen verbouwen?” vroeg Ignacio toen hij zag dat Sia keek naar zijn mok. Hij had gemoedelijke muziek opgezet.
“Dat wist ik. Ik heb vernomen dat jij het merendeel van de koffieconsumptie voor je rekening neemt,” zei Sia. Ignacio lachte kort.
“Dat is juist. Ik ben dan ook de lokale koffieboer.”
“Goed. Licht je positie eens toe, Ignacio.”
“Zoals je weet ben ik voorstander van het Vesch hier te houden en te activeren zonder dat de rest van de mensheid het weet.”
“Geloof je ook dat de VN wist dat het Vesch bestond?”
“Dat weet ik niet. Het zou kunnen. Hebben ze er iets over gezegd tegen jullie?”
“Ik stel hier de vragen, Ignacio.”
“Vast niet, dan,” concludeerde hij, “dus als de VN het al wist, dan weet bijna niemand het. Dat is niet zo erg. Maar het is wel een interessante denkpiste. Wat als de VN gehoopt had dat we het zouden activeren? Op basis van onze psychologische profielen moeten ze geweten hebben hoe we zouden reageren op bewijs van buitenaards intelligent leven.”
“Dat valt niet echt te voorspellen,” zei Sia, die zich de cursussen over Drake, Fermi, Kardaschev en Singh herinnerde, “Je weet net als ik dat het een buitencontextueel probleem is.”
Ignacio trok zijn wenkbrauwen op en nam een slok koffie.
“En toch,” zei hij.
“En toch wat?”
“Als de reactie van zeven kolonisten onvoorspelbaar is, hoe zou Aarde reageren?”
“Dat is niet aan jou om over te beslissen of om iets over te anticiperen. De procedures –”
“De procedures zijn duidelijk,” zei Ignacio, “Ik weet het. Ik herhaal enkel mijn standpunt, dat je vast ook al gehoord hebt van Catherine en van Giada.”
Giada was daar bijzonder strijdbaar over geweest. Ignacio leek eerder gelaten.
“Ja en je bewijst jezelf er geen dienst mee door je weerspannig te blijven opstellen.”
“De missie veranderde van inhoud toen Dan terugtrad als leider.”
“Om erger te voorkomen,” zei Sia.
Ignacio haalde zijn schouders op en nam nog een slok koffie.
“Als je het zo wil bekijken.”
“Terug naar mijn eerdere vraag. Waarom wil je het Vesch hier houden?”
De Braziliaan glimlachte mysterieus.
“Je collega heeft ook al zitten spitten om het uit mij te krijgen.”
“Ik spit niet, ik stel een vraag.”
“De meeste collega’s hier denken dat ik dingen over het Vesch weet die zij niet weten, buiten Giada. Die weet alles. Maar in werkelijkheid weet ik niet zoveel meer dan zij. Ik ken de nanokervingen en de patronen van de koolstoftubes beter dan de rest en ik denk dat ik ook een iets scherper idee heb over wat zo’n singulariteit kan doen met ons, maar dat is het dan ook. Nee, wat ze niet weten gaat over mezelf.”
Hij liet een beladen stilte hangen. Sia keek hem slechts aan. Hij nam op z’n gemak nog een slok koffie en hoestte.
“Het is binnenkort allemaal voorbij, niet?” zei hij toen, “Het was van meet af aan vruchteloos om jullie aan onze kant te krijgen. Giada is een prachtvrouw, maar zo idealistisch.”
Ze had Sia met passie proberen te overtuigen waarom het Vesch hier moest blijven. De mensheid was er niet klaar voor, het zou misbruikt worden, het was beter om het Vesch te gebruiken voor een select aantal mensen die er – wie weet! – iets nuttigs mee zouden kunnen doen. Het had niet gebaat. Giada was weerspannig geworden en Sia had Hwang een verklikker laten hangen rond Nathalie in het geval Giada in een wanhoopspoging zou proberen om de codes te ontfutselen en het Vesch zes kliks verderop te activeren.
“Sommige mensen geloven van zichzelf dat ze diep vanbinnen de geest hebben van een dier, wist je dat?” vroeg Ignacio.
Sia knikte.
“Voor sommige mensen is het deel van hun identiteit. Al heel m’n leven wil ik zo ver mogelijk weg van waar ik vandaan kom in de hoop om iets terug te kunnen vinden van wat ik voel. Weg van Aarde, weg van de mensheid. Maar altijd is die onbeantwoorde echo blijven bestaan en in elke nieuwe omstandigheid, hoe buitenissig ook, ben ik nog altijd vastgeklonken aan een al bij al vrij beperkt mensbeeld.”
“Wat voor dier geloof je te zijn?”
Hij glimlachte.
“Doet het ertoe of het een specht is of een havik? Het is niet alsof je me meer zou geloven.”
“Ik vind het op z’n minst opmerkelijk dat een astro-ingenieur zoiets gelooft.”
“In iets geloven is opmerkelijk,” gaf hij toe, “maar het is ook deel van wat we zijn. Dan gelooft ook heilig zijn zijn menselijke plicht om kennis te delen en Nathalie gelooft in haar neutraliteit. Of dat allemaal waarheid is of niet, doet er niet eens toe. Het feit is dat het Vesch mij, meer dan de rest, misschien totaal zou kunnen bevrijden. Geloof me maar dat ik bij mijn onderzoek vaak gedacht heb om Nathalie, die er altijd bij aanwezig is ter controle, dood te slaan en het ding zelf te activeren.”
“Waarom heb je dat nooit gedaan?”
“Kennelijk omdat ik toch mijn ethiek laat zegevieren boven mijn verlangen. Of omdat ik er te laf voor was.”

“Ik kan niets voor je doen, Giada,” zei Sia. De drie zonnen van Ananke hingen laag aan de karteling van de bergen, verderop, wat de namiddag een zeldzaam rode gloed gaf. Giada Catanzano’s mooie, maar diep liggende, donkere ogen leken zich nog verder in haar gezicht terug te trekken.
“Dus het wordt een arrestatie,” zei ze. Ze stak haar kaak licht vooruit.
Beide vrouwen stonden in de ingang van de tent van Sia en Hwang. Sia had haar buitenpak aan, Giada zelf had alleen een voorbindmasker aan en voor de rest een werkoverall. De atmosfeer van Ananke was natuurlijk volkomen adembaar voor mensen, maar veiligheidsvoorschriften stonden er toch op dat de kolonisten buitenpakken droegen. Het ergerde Sia dat Giada ook dat met de voeten trad.
Hwang was samen met Nathalie en Ignacio nogmaals naar het Vesch gegaan, maar dat was meer om tijd te rekken dan wat anders. Tegen de avond verwachtten beide agenten tot een definitieve conclusie gekomen te zijn, maar ze dachten er sterk over om Gustav met de A2 weg te sturen en dat risico te nemen.
“We kiezen er zelf wel voor wanneer we wat aankondigen.”
“Het lag al vast vanaf het moment dat jullie hier aankwamen. Als jullie je politionele taken uitvoeren, betekent dat dat de operatie hier opgedoekt wordt en dat het Vesch mee terug gaat naar Aarde,” zei Giada, “Alleen als jullie ook van jullie regels afwijken, kunnen we voorkomen dat de mensheid ten onder gaat.”
Sia zuchtte.
“Je hebt gezegd wat je dacht tijdens je ondervraging. Tenzij je daar nog iets aan wil toevoegen, is er niks dat ik kan doen, en je moet het ook niet proberen. Meer nog, als je blijft aandringen, kan ik je arresteren omdat je de loop van het onderzoek verhindert.”
Giada lachte achter haar mondmasker. Het was geen vrolijke lach.
“Misschien vind ik dat wel de moeite waard. Snap je het niet?”
De Italiaanse schudde haar hoofd. Ze keek achterom, naar de basis met haar koepels en beschermende stoflaag, en fixeerde toen weer Sia met haar panterblik.
“Als het Vesch er al in slaagt een kolonie van amper negen mensen te destabiliseren, wat verwacht je dan dat het gaat doen met Aarde? Dit is geen uitvinding die we zelf gemaakt hebben. Het is geen wiel, geen stoommachine of geen Alcubierre-aandrijving. Het is het einde van alles waar we zeker van waren. Het Vesch moet op Ananke blijven en nergens anders.”
Sia vouwde haar armen over haar borst.
“Ben je werkelijk zo arrogant te denken dat andere wetenschappers er niet mee zouden kunnen omgaan? Of dat er plots woeste menigtes op straat gaan komen?”
“Ik ben oud genoeg om me te herinneren dat de eerste Alcubierre-aandrijving een aantal levens gekost heeft in de straten van Washington en Karachi,” schampte Giada.
“Fundamentalisten vinden altijd wel een reden uit om ergens boos over te zijn.”
In weerwil van zichzelf was Sia nu ook beginnen argumenteren, en het ergerde haar dat Giada daar genoegen aan leek te beleven. Ze konden hier geen dag langer blijven, of ze waren onvermijdelijk deel van de politiek.
“Dat wil niet zeggen dat we daarom een lading versie olie over dat vuur moeten gieten. Dan nog: is Aarde beter af met de wetenschap dat het Vesch bestaat?”
Sia sloeg met haar gehandschoende hand op de deurpost van de tentsluis.
“Giada, ik blijf het niet herhalen. Dat soort kwesties lossen wij niet op. Dit valt buiten mijn bevoegdheden, en zeker ook buiten die van jou.”
“Ja? Het Ding is niet eens van menselijke oorsprong. Welke wetten regelen dat allemaal?”
“Daar zijn regels voor in het Handvest, en dat weet je zelf ook.”
Giada snoof. Haar ogen flikkerden.
“Het Handvest, prachtig ding, geschreven door bureaucraten die nooit verder dan de Maan geweest zijn. Wij zijn het begin van een nieuwe tak van de mensheid zelf. Het Handvest was al verouderd toen het uitkwam, en had helemaal geen idee dat we ooit iets als het Vesch zouden vinden. De geest en de letter van die wet zijn richtlijnen, geen ijzeren wetten.”
Sia hervond haar kalmte.
“Je hebt ongelijk. Ga terug naar de basis.”
Giada zette een stap achteruit en knikte traag.
Sia bleef staan met gevouwen armen tot Giada terug het wooncomplex binnen was. Een warme bries deed stof dwarrelen over de rotsen.

Verder naar deel VIII.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten