Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

donderdag 27 oktober 2016

Ananke (III)

De verborgen deur (Sol 1)

"Die geur, dat went nooit," zei Hwang toen hij en Sia in de sluis wachtten op de komst van één van de kolonisten.
"Het lijkt hier toch anders," zei Sia. Ze keken allebei in de richting van de zware deur, die elk moment kon opengaan.
"Ik ruik meer planten," voegde ze er aan toe. Voor de rest had Hwang gelijk. De mix van het gelijkaardige bouwmateriaal, semi-steriliteit en de bedomptheid van een klein aantal mensen dat dag in, dag uit samenleefde, was op de Maan, Mars of Europa zeer gelijkaardig. De toevloed aan zuurstof in de sluis deed Sia licht duizelig voelen.
De deur gleed open. Catherine Crowley droeg een donkere, seksloze werkoverall en glimlachte vermoeid.
“Welkom,” zei ze, “we hadden jullie komst al verwacht.”
Sia kneep haar ogen samen maar zei niks.
“We zijn blij dat jullie er nog zijn,” zei Hwang met onoprechte een glimlach.
“Volg mij.”
Ze gingen door een lange gang die Sia deed denken aan de nauwe, donkere gangen aan boord van de A2. Ze passeerden de deur die leidde naar de biosferen, en een andere deur waar de stockageruimte zich achter bevond. Ze maakte een mentale notitie dat er ook een derde deur was die niet op het oorspronkelijke plan van de kolonie stond.
Deur ook gezien? verscheen op Sia’s rechteroogdisplay. Een bericht van Hwang.
Ja.
Crowley wandelde met een aan de zwaartekracht van Ananke aangepaste, soepele tred voor hen uit. Ze zag er niet ongezond of bijzonder gespannen uit. Het enige onkarakteristieke aan haar was haar enorme, wilde bos zwarte krullen. Lang haar was ongebruikelijk voor kolonisten.
“Hoe was jullie reis eigenlijk?” vroeg Crowley aan de beide agenten terwijl ze met een kwartslag achterom keek naar Sia.
“Bedoel je niet ‘hoe komt het dat jullie hier zo snel geraakt zijn’?” kaatste Hwang de vraag terug. Ze lachte.
“Dat ook. We hadden wel verwacht dat ze mensen zouden sturen, maar niet zo snel. Ignacio zei dat ze de bouw van de A2 allicht versneld hebben nadat jullie niks meer hoorden van ons.”
“Inderdaad,” zei Sia. Het ergerde haar dat Crowley zo licht ging over de vele miljarden die de bouw van de A2 opgeslorpt had, puur uit bezorgdheid voor de eerste interstellaire kolonie, die nu, zo leken de eerste tekenen aan te geven, in goede gezondheid verkeerde.
Nergens rommel. Of ze hebben opgeruimd voor onze komst.
Wees daar maar zeker van, antwoordde Sia.
Ze stonden nu voor een brede deur.
“We zitten allemaal in de eetzaal. Dan kunnen jullie onmiddellijk vragen wat jullie willen weten,” zei Crowley, die van Hwang naar Sia keek en leek te wachten op een teken van bevestiging. Geen van beide agenten zei iets. Crowley opende de deur en liet de agenten voor gaan.
De eetzaal had een plafondscherm die de indruk moest wekken dat ze in open lucht aten. Vaaloranje licht priemde van achter de dunne, lange wolken van Ananke. De tafels waren opgesteld in één lijn, met alle kolonisten naast elkaar, in gelijkaardige donkergroene overalls.
“Willen jullie koffie of water?” vroeg Crowley, terwijl de agenten en de kolonisten elkaar in zich op namen.
“Water, graag,” zei Hwang.
“Ik hoef niks, bedankt.”
Terwijl Crowley naar een hoekige waterfontein ging en Hwang ging zitten op de stoel tegenover de rij tafels die voor hem bedoeld was, bleef Sia staan.
“Ik ben Sia Pierce, en dat is Hwang Seong,” zei ze, met haar handen op haar rug, tegen de kolonisten, “we zijn naar hier gestuurd omdat jullie twee jaar geleden alle contact hebben verbroken met Aarde, zonder een voorafgaand teken dat er iets aan de hand was. Wij willen graag weten waarom. Het lot van onze allereerste interstellaire nederzetting is een ernstige zaak.”
“Dat verstaan we,” zei één van de kolonisten, die Sia herkende als Nathalie Pohl, een Frans-Duitse psychologe. Ze had mat, blond haar en opvallend grote, groene ogen.
“De reden waarom we op 16 augustus 2134 het contact met Aarde verbroken hebben, is omwille van een ontdekking die we hier op Ananke hadden gedaan.”
“Wat voor ontdekking?” vroeg Sia, toen het na die mededeling stil bleef. Hwang zat achter Sia, met zijn sterke armen over zijn borst gevouwen, onderuitgezakt op zijn stoel.
“Het was niet zozeer een ontdekking als wel het resultaat van een eerdere ontdekking,” zei Crowley, die Hwang een beker water gaf en zelf plaatsnam tussen de kolonisten, “we hadden ook die eerdere ontdekking niet doorgegeven.”
Sia trok een wenkbrauw op en liet haar blik over de zeven glijden.
“Waarom?”
“De natuur van onze ontdekking was zo schokkend dat we zeker wilden zijn wat het was, alvorens we verdere beslissingen namen,” sprak een zachte stem, die toebehoorde aan Ignacio Dos Santos, de astro-ingenieur.
“We hebben er toen democratisch over gestemd, net als toen we het contact verbraken,” vulde Nathalie aan.
“Democratisch of niet, zo’n beslissing gaat lijnrecht in tegen de Handleiding voor Kolonisten van de Verenigde Naties en is een serieus misdrijf,” zei Sia.
“Bovendien,” zei Hwang vanuit zijn hoek, na een slok water, “wisten jullie kennelijk dat Aarde de Zonepolitie er zou op af sturen.”
“Het gaf ons tijd,” zei Crowley, die voor het eerst minder zelfzeker klonk dan daarnet.
“En heeft het wat opgeleverd, die tijd?” vroeg Hwang arrogant.
Daar volgde een stilte op.
“Wat was de natuur van jullie ontdekking?” vroeg Sia aan Ignacio. De Braziliaan ontweek Sia’s blik en keek naar Nathalie, die haar handen samenvouwde, een ademtocht uitblies en toen begon te praten.
“Drie maand na onze aankomst ontdekten Dan en Giada op een verkenningstocht een artefact dat duidelijk niet van natuurlijke, noch van menselijke oorsprong was. Het voorwerp bevond zich zes kliks ten westen van onze basis. Daar staat het nog steeds. In de periode die er op volgde, onderzochten we het terwijl we ons zo goed en zo kwaad kweten van onze andere taken.”
“Het verklaart alleszins waarom de groei van de kolonie zo traag verliep,” zei Hwang.
“Inderdaad,” zei Nathalie, nog steeds met samengevouwen handen, “Tegen 10 augustus wisten we definitief wat het voorwerp was. Het was een reeks instructies om een neuraal netwerk op te zetten, een soort artificiële intelligentie die vele malen complexer en krachtiger was dan alles wat wij kennen. De beschaving die het voorwerp achterliet, meldde dat ze er de Melkweg mee bezaaid hebben. De bedoeling van het netwerk is dat de gebruikers er zichzelf in opladen.”
“Bedoel je dat je er tot een technologische singulariteit mee kan komen?” vroeg Hwang.
“Dat is correct,” mengde een andere stem zich in het gesprek. Dat was Giada Catanzano, daarnet door Nathalie als één van de twee ontdekkers van het voorwerp aangewezen.
“Een beschaving die er zichzelf in oplaadt, leeft vanaf dan zonder tijd, zonder ziekte, in complete vrijheid.”
“Een beschaving?” herhaalde Sia, “Hoe werkt dat dan?”
Ze probeerde twee tegenstrijdige gedachten tegen elkaar af te wegen. Enerzijds was het mogelijk dat de kolonisten bevangen waren van een collectieve gekte en dat het object geen artefact was van buitenaardsen. Anderzijds, als het waar was, besefte ze dat deze situatie erg snel boven het hoofd van de Zonepolitie aan het groeien was.
“Als het object geactiveerd wordt, onderwerpt het de wereld waar het staat, aan zijn singulariteit. Alle bewuste wezens worden er mee in opgenomen,” zei Catanzano.
“Dus,” zei Hwang, die nu vooroverleunde en de indruk gaf niets te geloven van wat zonet verteld was, “eigenlijk moeten we onszelf niet opladen. Het ding neemt ons op.”
“Zo kan je het ook stellen,” zei Catanzano ijzig.
Verschillende mensen begonnen door elkaar te spreken.
“Wacht,” zei Sia. Iedereen verstomde. Ze keek Nathalie aan, waar ze van vermoedde dat ze de informele leider was geworden van de kolonie. Normaal hoorde dat Dan Loeber te zijn, maar die zat er indolent en afstandelijk bij.
“We moeten dit object eerst zelf kunnen zien. Bovendien hebben we ook alle data nodig van jullie onderzoeken.”
“We kunnen maar één persoon tegelijk meenemen,” zei Nathalie, “bovendien is er een magmastorm op komst, dus zal dit moeten wachten tot morgen.”
“En de data?” vroeg Hwang.
“Die kunnen we wel... meegeven,” aarzelde Nathalie, “maar... het is onmogelijk om ze te versturen van hier uit.”
Sia checkte op haar linkeroogdisplay de verbinding met Gustav en zag dat die inderdaad weggevallen was.
“Je beseft toch wel dat dat geldt als obstructie bij een VN-onderzoek?” vroeg ze.
“Wij weten dat. Begrijp dat deze situatie ook bij ons al voor veel spanningen heeft gezorgd.”
Sia dacht aan de verhitte politieke debatten, de partijen armworstelen binnen diverse raden en het gedoe binnen de Zonepolitie dat al honderden mensen hun carrière gekost had.
“Van spanningen kunnen we meepraten,” zei Sia. Hwang grinnikte.
“Ik zal jullie de data direct overhandigen,” zei Dan Loeber, die nu pas voor het eerst sprak.
“Zijn er voor de rest nog onmiddellijke vragen van jullie kant?” vroeg Nathalie aan de agenten.
“Massa’s,” zei Hwang, die nu zelf ook was opgestaan, “we moeten jullie elk apart kunnen ondervragen.”
Doe jij de ondervraging? Ik ga kijken naar dat fameuze object.
Goed. Wees op je hoede. Het kan zijn dat het deel is van een plan om ons te scheiden van elkaar, antwoordde Sia.
We hebben nog altijd Gustav.
“Dat hadden we al gedacht,” zei Nathalie gelaten, “willen jullie verder nog eten? We kunnen ook een rondleiding geven. Er is slaapplaats in één van de biosferen.”
“We hebben onze eigen tenten en voeding meegenomen,” zei Hwang, “we zullen buiten de basis slapen. Ook als er een magmastorm is.”
“Een rondleiding hoeft niet. Als we een plaats willen zien, zullen we dat vragen,” zei Sia.
Nathalie keek naar de andere kolonisten. Op Dan na leken ze allemaal geïrriteerd, maar ze zeiden niks meer.

Verder naar deel IV.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten