Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

dinsdag 28 januari 2014

Het Arcturus-project (VI)

Uit: “Lessen voor een multipolair zonnestelsel”, door Prince Freeman (2127, Liberian Publishing, LUN)

Verschillende historici hebben parallellen getrokken tussen de positie van de Verenigde Staten van Amerika in het begin van de 19de eeuw en die van het Antarcticaanse Gemenebest in het begin van de 22ste, maar die vergelijking loopt mank. Men vergelijkt de beloftes van de liberale democratie van toen met die van het ecologisch-progressief denken van nu, maar in de praktijk blijkt de macht van de traditionele corporatieven over Antarctica groter dan die van het ancien régime-denken over de Verenigde Staten. Als men dan toch een beroep doet op idealisme, kan men wel zeggen dat het Antarcticaanse Gemenebest nog geen enkel… […]

6. Planetenpagode, Shackleton, Amundsenfederatie

Henry had er een aangename voormiddag op zitten. Zijn tekeningen waren elk zichtbaar wat gevorderd, en daardoor was hij weer op schema gekomen, en dat nog voor de aankomst van Walther. Ondanks Walthers sombere stemming was dat aangename gevoel nog altijd niet verdwenen. De hemel boven de Planetenpagode was kristalblauw en zo smetteloos als een leeg doek, en vele dik ingeduffelde wandelaars die langs de banen van de planeten in het park gingen, dampten van de meegebrachte thermossen koffie, chocolademelk of likeur.
De Planetenpagode was één van de hoogste punten van Shackleton, gebouwd op een heuvel die ijsvrij gehouden werd en waar de wind in convexe banen moest omgeleid worden om geen schade aan het broze, hoge bouwwerk te veroorzaken. De rest van Shackleton was zoals de meeste Antarcticaanse steden laag gebouwd, met dicht opeengepakte huizen, brede straten met obstakels en verwarmingseenheden, en vele kleuren die alleen in de zomer zichtbaar waren. Als Henry achterom zou kijken, zou hij het waaierpatroon van de straten netjes kunnen volgen, en de indruk krijgen dat hij en zijn halfbroer zich bevonden in het centrum van een ingeslapen gemeente aan de rand van een oude gletsjer, met de zee en haar koud schuim steeds binnen handbereik, en waar nooit iets meer gebeurde dan iemand die er pittoreske foto’s wou komen schieten of alleen op expeditie wilde gaan langs de lage, brokkelige kusten eens die ijsvrij waren.
Niets was minder waar. Shackleton was ondergronds vier keer zo groot en reikte tot bijna een halve kilometer in het permafrost, met bubbelflats, schachten, tunnels, musea, kantoorgebouwen en fabrieken die uitmondden in onderzeese afleverhavens.
“… vond ik ook wel dat ze een betere acteur hadden kunnen kiezen. Is Taglieri intussen niet te oud voor dit soort rollen?” kwam Walther aan het einde van een betoog over een film die ze onlangs allebei gezien hadden.
“Goh, dat stoorde me niet zo,” zei Henry.
Ze hadden allebei een donkerblauwe jas aan, en hun neuzen waren rood van de kou. Ze waren net de baan overgestoken van Neptunus, maar de planeet bevond zich aan de andere kant van de Pagode. Kinderen renden voor hen uit en eentje struikelde bijna.
“Je kan maar zo lang een geloofwaardige arbeider spelen, vind ik, en Taglieri is met ouder worden te deftig geworden voor dat soort drama’s,” zei Walther.
“Wie was dan beter geweest?”
“Boerhaave misschien, die heeft er wel de juiste kop voor,” zei Walther.
“Zijn laatste werk vond ik er nogal over.”
“Dat is gewoon zijn stijl.”
“Niet m’n ding.”
Henry had op een blauwe maandag zelf nog in een paar kleinschalige theatervoorstellingen geacteerd voordat hij zich definitief op de tekenkunst gestort had, en had zich altijd gestoord aan acteurs als Jan Boerhaave, die gewoon van hun uiterlijk hun carrière gemaakt hadden, met slechts een minimum aan talent.
“Het kan niet altijd super-artistiek zijn,” zei Walther.
Henry haalde z’n schouders op, en er viel een stilte terwij beide mannen verder wandelden over de aangegeven paden. Ze naderden de baan van Uranus. De planeet kwam van links naar hen toe en zette de omgeving in een groene gloed. Ze bleven staan en keken naar boven.
“Fantastische kleur, niet?” vroeg Henry.
Walther knikte afwezig. De holo’s van de planeten en hun koninkrijken aan manen waren gebaseerd op live-opnames van sattelieten. Henry en Walther keken in stilte toe hoe Uranus, met zijn karakteristieke, loodrecht staande ringen, voorbij kwam. De grootste manen waren eveneens duidelijk zichtbaar. Geen van hen raadpleegde de databanken.
“Je hoeft het niet te zeggen,” zei Henry toen voorzichtig, nadat Uranus weg was, “maar waarom ben je me eigenlijk komen opzoeken?”
Walther kreeg een verveelde trek om z’n anders onexpressieve mond. Hij draaide zijn hoofd en tuurde naar een punt in de verte, waar het lawaai van de spelende kinderen nog net hun oren bereikte.
“Werkstress,” zei hij, “ik… werk mogelijk indirect mee aan een misdaad.”
“Voor Omn¡tek?”
Walther knikte.
“Waarom denk je dat?”
Hij trok z’n wenkbrauwen op en keek Henry aan.
“Ze hebben me gebeld van de AntPol of ik wilde meewerken. Het moet belangrijk zijn, want in ruil beloofden ze me om m’n steriliteit ongedaan te maken.”
“Hm. Ga je het doen?”
“Omn¡tek is een belangrijke klant voor data. Toen ik Nanxiang verklikte voor hun onethische praktijken, heb ik lang moeten zoeken naar een nieuwe klant die zo veel wilde betalen. Ok, ze zeggen wel dat ik een goeie analist ben, maar bedrijven willen liever geen analist die deeltijds als spion werkt voor de AntPol. En eerlijk is eerlijk, Henry: als het mij niet direct aangaat, waarom zou ik de brave burger uithangen?”
Nu was het Henry’s beurt om z’n wenkbrauwen terug op te trekken.
“Kom, we wandelen verder,” zei Walther, en ze zetten hun wandeling voort naar de baan van Saturnus. Ver boven hun hoofden krulde de excentrische baan van Sedna als een rood puntje.
“Als de AntPol dat aanbod gedaan hebben,” zei Henry, “moet het een zeer gewichtige zaak zijn.”
“Allicht,” zei Walther laconiek.
“Ik bedoel: dit kan wel eens ernstig zijn, ook voor jou.”
“Ja, maar ik weet niet eens wat voor data het is. Geneesmiddelen, dat wist ik ongeveer.”
Henry dacht aan zijn ontmoeting met Osvald Nørkjell.
“Ik heb Nørkjell vorige week ontmoet.”
“Echt?” vroeg Walther onenthousiast.
“Ik moet op persoonlijke commissie een paar kunstwerken voor hem maken.”
“Dat zal ook niet slecht betalen.”
“Nee. Mijn deadline is dezelfde als de jouwe: 25 februari. Ik vond dat… opmerkelijk.”
Walther ging weer stilstaan en keek Henry met intense concentratie aan. Henry kende die blik goed genoeg, en wist dat die betekende dat zijn halfbroer in een soort versnelde tijd aan het nadenken was.
“Wat moet je precies maken?”
“Tekeningen rond kwetsbaarheid en gevaar. Er mochten alleen mannen in voorkomen.”
Walther maakte een gebaar met zijn vinger en haalde datavoorstellingen boven die alleen hij kon zien. Henry bleef geduldig staan terwijl Walther de data deed cascaderen en ook met zijn andere hand dingen begon samen te stellen.
“Heb je thuis een atox-verbinding?” vroeg hij toen aan Henry.
“Nee, maar ik stel me voor dat jij er een kan instellen.”
“Ja.”
“Zal Selene straks thuis zijn?”
“Misschien. Is het zo’n groot geheim, misschien?” vroeg Henry, “Je kan Selene vertrouwen, hoor.”
Walther wuifde zijn data weg, en daarmee ook Henry’s opmerking.
“Neem het niet persoonlijk. Hoe minder mensen hiervan weten, hoe beter. Het is een vermoeden, niets meer, maar ik moet het controleren.”
Henry voelde zijn hart wat zinken omdat hij had gehoopt nog tot het centrum van de pagode de wandelen. Saturnus zweefde op enkele meters afstand voorbij.
“Je wil naar huis dan, zeker?” vroeg hij.
“Ik betaal je eten wel,” zei Walther, toen hij Henry’s teleurstelling gemerkt had, “En Selene is ook welkom, trouwens.”
Henry sloeg hem op de schouder, en ze begonnen richting Shackleton terug te wandelen.
“Laat maar zitten. We zetten onze wandeling een andere keer verder.”
“Bedankt.”

Verder naar deel zeven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten