Over 'Onklare taal'

'Onklare taal' is de verzamelnaam van diverse tekstprojecten van mijn hand. Dit is de poëzieafdeling daarvan. Hier kan je zowel de laatste nieuwe gedichten als ook een selectie van oudere gedichten vinden. De weg een beetje kwijt? Deze link brengt je terug naar de homepage van 'Onklare taal'.

Overigens kan je hier gratis mijn poëziebundels downloaden in PDF-formaat: 'Epicentrum' (2012), 'Synaeresis' (2012), 'Subductie' (2013), 'Enceladus' (2015), 'Volterra' (2017), 'De snelheid van de duisternis' (2019) en 'Indiscrete wiskunde' (2021). Behalve 'Synaeresis', dat één verhalend gedicht is in twee delen, bevatten de anderen telkens een 30-tal geredigeerde en zorgvuldig geselecteerde gedichten, met duiding en een nieuwe indeling. In 2020 verscheen mijn debuutroman 'Fragmentariërs'. In 2023 bracht ik de opvolger 'Constellatie' uit.

zaterdag 14 januari 2012

Ungesicht (VII)

7. De andere man

Het was een kille weekavond. Tomas had enkele uren geleden zijn laatste postkaarten verstuurd en met alcoholstift citaten van wetenschappers en dichters op de toiletdeuren van twee restaurants geschreven. Hij zat in 'De Handgranaat', waar hij eerst afgesproken had met Lina, maar toen die maar niet kwam opdagen, was hij in gesprek geraakt met een oudere man die er zelf alleen zat. In een hoek van het café zaten Wolfskeel en zijn acolieten, en buiten de occasionele boze blik die Tomas van hem opving, was er niks van belang over hem te melden.
Op de achtergrond speelde klassieke jaren '70-rock.
"... naar muziek luisteren en mensen ontmoeten houdt je scherp," kwam de man aan het eind van een zin.
"Mee eens. Je kan zelfs veel over mensen leren door muziek."
"Meer door boeken te lezen, vind ik."
De man zag er midden de dertig uit, maar zijn handen en brede mond verrieden een hogere leeftijd. In tegenstelling tot het kleine cohort eenzame, oudere zuipers dat het Gentse centrum telde, zag hij er beter verzorgd uit, en niet zo egomaan als andere mannen "die het allemaal al gezien hadden" maar niks geleerd hadden.
"Ja," zei Tomas, terwijl hij nadacht en zijn blik langs het plafond van 'De Handgranaat' liet glijden, "ja. Maar je kan uit beiden ook de verkeerde dingen leren. Sommige liefdesnummers zijn bijvoorbeeld helemaal niet romantisch. Er zijn ook boeken die over relaties gaan, waar lezers compleet verkeerde conclusies aan verbinden."
"Zoals?" vroeg de man. Iets in zijn intense, grijze ogen lichtte op. Tomas besefte dat hij hetzelfde type ogen had, alleen jonger en wat groter.
"Je kent dat nummer wel van The Police, dat-"
De man onderbrak hem met een grijns.
"Natuurlijk. Dat gaat over stalking. Veel mensen weten dat."
"Er zijn er nog meer die het niet weten. Wat boeken betreft, dan... Bijvoorbeeld 'Turks fruit', als je het gelezen hebt?"
De man knikte en nam een slok van zijn bier.
"Iedereen focust zich op de enorme passie die het hoofdpersonage voelt voor zijn vriendin die hem verlaten heeft, en hoe conservatief haar familie is. Maar stel nu dat zij gelijk had?"
"Ga verder."
"Ik bedoel," legde Tomas uit, waarbij hij zijn handen spreidde over de toog, "dat hij duidelijk niet snapte dat hij haar compleet uitputte door zeven dagen op zeven zo intens te zijn. Ze ging eraan ten onder. Het hoofdpersonage was egocentrisch en had ze niet allemaal op een rij. Dan hebben we het ook nog niet gehad over al die andere vrouwen die hij nadien had en nauwelijks iets meer waard achtte dan een object zonder gedachten en gevoelens die er toe deden."
"Denk jij dat vrouwen ook niet zo kunnen denken over mannen?"
Tomas keek gestoord.
"Dat... heb ik niet gezegd, toch? Dat was ook mijn punt niet."
"Nee, dat weet ik. Ik strijd ook je punt niet af, want je hebt gelijk dat er wat scheelde aan dat hoofdpersonage. Alleen denk ik dat zijn probleem net was dat hij alleen dié vrouw niet zag als iets dat van hem verwijderd stond. Bovendien staan de meeste mensen zo tegenover elkaar. Ik bedoel mannen en vrouwen, vooral."
Tomas taxeerde zijn gesprekspartner opnieuw en liet zijn woorden in zijn hoofd ronddraaien. De man interpreteerde die stilte als een kans om een vervolg te breien aan zijn redenering.
"Uiteindelijk ben je nog niet zo oud... 25?"
"27."
"Goed dan. Maar het soort liefde waarin twee mensen in elkaar opgaan, is niet alleen onbestaand, maar ook volkomen waardeloos. Misschien leer je dat nog."
"Daar ben ik ook geen voorstander van, geloof me."
Tomas balanceerde met zijn glas tussen zijn handen. Hij overwoog even om aan deze volslagen vreemdeling te vertellen over al zijn gebroken relaties, en hoe hij steeds een balans had proberen vinden tussen dicht bij iemand kunnen zijn en die persoon los te laten, en hoe elk compromis uiteindelijk uit was gedraaid op puur verlies van tijd en energie. En dat dat ertoe geleid had dat hij de voorbije weken draaide op pure compromisloosheid. Toch vond hij niet dat hij de vrouwen van die periode als objecten behandeld had. Hij had geen enkele keer gelogen over zijn intenties.
"Dus waar komt het dan op neer?” concludeerde de oudere man, “Je gaat van persoon tot persoon, je probeert te vinden wat je op dat moment of in die periode nodig hebt, en dan is het voorbij."
"Toch," hoorde Tomas zichzelf zeggen, "moet het mogelijk zijn, denk ik, om een relatie uit te bouwen die niet verzandt in saaiheid of niet eindigt in miserie door instabiliteit."
"Geloof me," zei de man, "ik heb het geprobeerd. Het lukt niet."
Er begon een nieuw nummer te spelen. Met een klap boorde zich een moment van inzicht, een Japans soort satori, door Tomas' brein.
"Je hebt het volgens mij nooit écht geprobeerd," zei hij, "Net als ik. Ik dacht dat ik steeds in een relatie moest zitten en ik deed de dingen die ik dacht dat ik moest doen, maar dat was nonsens. En de laatste tijd ben ik bezig het tegengestelde te maken tot een nieuw idee-fixe. Zo werkt het niet. Zo kan het niet werken."
Op dat moment, en geen slechter moment was mogelijk geweest, kwam Lina 'De Handgranaat' binnen. Ze zag er geweldig uit. Tomas' gesprekspartner leek iets te gaan zeggen, maar keek als vanzelf ook naar Lina, en Tomas zag zijn blik, herkende die blik van bij zichzelf, en wist dat hij hier weg moest, dan het hem allemaal te veel was en dat de wereld op dit ogenblik mocht ontploffen.
Hij stond op.
"Bedankt," zei hij tot de man, "Maar ik moet weg."
Lina naderde.
"O? Jammer. Wie weet zie ik je nog eens."
"Kleine kans toe."
"Wat is je naam?"
"Tomas."
"Gert."
Hij had de tegenwoordigheid van geest om niet z'n hand uit te steken. Lina was bij hen komen staan. Tomas keek haar aan, pakte haar vast en kuste zacht haar voorhoofd, waarna hij het café uit beende.

Zeven uur later, na een nachtelijke snack en een lange omzwerving door de stad, waarbij hij er een punt van gemaakt had in geen enkel café binnen te stappen, zijn gsm uit te laten staan, niet te blijven stilstaan aan het water en zelfs niet uit morbide nieuwsgierigheid door de rosse buurt te wandelen, was hij terug in de Overpoort. Het was er verlaten.
"Hé!"
Hij draaide zich om. Achter hem was er iemand een nachtwinkel buiten gestapt. Hij herkende haar - donkerbruin haar in een hoge staart, scherpe kin, beetje wijd uit elkaar staande, ronde donkere ogen.
"Irina," mompelde hij, "jij hier nog zo laat?"
"Gedaan met werken. Ik ben sigaretten gaan halen."
Nu pas leek Tomas het schijnsel te merken van de nachtwinkel.
"O. Ik kom terug van een wandeling."
"Niet uitgeweest?"
"Nee. Welke kant moet je op?"
Ze gebaarde de richting die Tomas ook uit moest, en ze begonnen naast elkaar te wandelen.
"Hoe is het met je ninjawerk voor de Vlaamse regering?" vroeg ze.
"Je herinnert je dat nog? Ik heb ontslag genomen," antwoordde hij loom.
"Hmm."
In de stilte die volgde, voelde Tomas verschillende deuren openen. Hij kon Irina proberen vastnemen en kussen, hij kon haar voorstellen om met hem mee te gaan, hij kon ervandoor gaan of hij kon iets anders zeggen. Hij koos het laatste.
"Ik heb een maand geleden ontslag genomen op mijn werk. Ik was compleet op. Mijn relatie was voorbij, ik had geen energie meer, en ik had het gevoel dat mijn leven aaneen was beginnen hangen van de beleefdheden en wat ik 'voorzichtige ambities' noem, haalbare dingen die volkomen schadeloos en nutteloos zijn. Een eigen auto, een huis van mezelf, dat soort dingen."
Irina keek hem sceptisch aan vanuit haar ooghoeken.
"Dus besloot ik langzamerhand dat het mij allemaal niet meer kon schelen. Ik wilde alleen nog doen waar ik zelf zin in had. Daarom heb ik hier een maand rondgezworven, dronken geweest, drugs genomen, enfin, je snapt het plaatje."
"Mmm."
"Ik zou het kunnen blijven doen voor de rest van mijn leven. Maar op die manier... op die manier slaag je er alleen maar in je nog meer terug te trekken uit dingen die er écht toe doen. Je komt in een soort... fort terecht waarin je onkwetsbaar wordt, maar waar niks uiteindelijk nog echt van waarde is."
"Meen je dat?"
"Ben je me aan het uitlachen?" vroeg hij bitter.
"Nee. Ik heb dat soort praat alleen al vaker gehoord van anderen. Als dit een versiertruc is, ben je erg slecht bezig."
"Als ik je wilde versieren, had ik wel iets anders gezegd."
Ze stonden aan de verkeerslichten.
"Ik raakte in gesprek met een man, vanavond," ging Tomas verder, toen het licht op groen sprong, "die dat soort leven leeft. Je kon het aan hem zien. Hij gaat van affaire naar affaire, probeert zichzelf jong en in het nu te houden, en hij heeft zijn charme geperfectioneerd tot een kunst. Maar het kwam me plots zo... ontzield over. Een emotionele zelfontkenning, als je wil."
"En jij wil niet zo worden?"
"Nee," zei Tomas, blij dat hij het gevoel had dat Irina begreep waar hij naartoe wilde, "daar ben ik nu achter. Het is niet dat er een zwart-witkeuze is tussen mezelf in een keurslijf dwingen en altijd beleefd knikken, ofwel een eeuwige rebel without a cause zijn."
"Wel, een compromis kan goed zijn, zolang je er iets mee bereikt van waarde."
Tomas glimlachte.
"Inderdaad. Maar daarvoor moet je ophouden met de wereld in te delen in verliezers en winnaars. Daar draait het ook niet om. Toch?"
Irina bleef stilstaan.
"Nee. Het draait om heel andere dingen."
Ze keek even alsof ze ook haar hart zou uitstorten. Tomas wachtte enkele ogenblikken.
"Ik moet er hier af," zei ze toen.
Het viel Tomas op hoe dicht ze bij elkaar stonden.
"Ik heb te veel lopen praten," zei hij toen, "en het is al laat."
"Het geeft niet."
Tomas werd opnieuw, veel sterker, overweldigd door de zin om haar te kussen.
"Wat als we dit gesprek een andere keer verder zetten?" vroeg hij toen, zijn adem uitblazend.
Irina glimlachte. Het leek een glimlach die niet veel gebruikt werd.
"Dat is goed," zei ze na even aarzelen, "dan ga ik je ook weten te zeggen hoe ik erover denk."
"Mag ik je nummer?"
"Kom morgen langs in 'l'Ascenseur' en ik geef het je."
Ze pakte hem vast, klopte hem op de schouder en stapte toen weg.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten